Deze vertaling bevat nog niet de wijzigingen die zijn gemaakt sinds 2021-08-30 in het originele Engelstalige artikel.

Je zou kunnen kijken naar deze wijzigingen. Lees ook de handleiding voor vertalingen voor informatie over het onderhouden van vertalingen van dit artikel.

Als het beestje maar een naam heeft


Meer informatie hierover is te vinden in onze GNU/Linux veelgestelde vragen, ons artikel over Linux en het GNU-project dat de geschiedenis van het GNU/Linux-systeem beschrijft en hoe het aan de naam komt, en ons artikel over GNU-gebruikers die nog nooit van GNU gehoord hebben.

Dit verhaal is gepubliceerd in Vrije software, vrije maatschappij: geselecteerde artikelen van Richard M. Stallman.


Namen hebben betekenis; de keuze van een naam zegt iets over het genoemde. Een verkeerde naam zet mensen op het verkeerde been. Een roos blijft zoet ruiken, hoe je het ook noemt—maar wanneer je die een pen noemt zullen mensen nogal teleurgesteld zijn wanneer je er niet mee kunt schrijven. En wanneer je pennen uitscheldt voor “rozen” ontgaat het mensen wellicht waar ze voor zijn. Wanneer je ons besturingssysteem “Linux” noemt, geeft dit het verkeerde beeld over de oorsprong van dit systeem, zijn geschiedenis en het doel. De naam GNU/Linux geeft de situatie al beter weer.

Maakt dit verschil voor onze gemeenschap? Is het belangrijk wanneer mensen de oorsprong, geschiedenis en doel van het systeem kennen? Jazeker—want mensen die de geschiedenis niet kennen zijn gedoemd deze steeds te herhalen. De vrije wereld die ontstaan is rond GNU/Linux wordt altijd bedreigd; de problemen die de aanleiding waren om GNU te ontwikkelen zijn nog niet volledig verdwenen en dreigen zelfs terug te komen.

Wanneer ik uitleg waarom het belangrijk is het systeem GNU/Linux en niet “Linux” te noemen reageren mensen soms als volgt:

Toegegeven, het GNU project komt de eer toe voor het werk dat ze verzet hebben maar is het de ophef waard wanneer dat niet gebeurd? Is het niet veel belangrijker dat het werk gedaan is en niet wie het gedaan heeft? Ontspan toch, geniet van je mooie stukje werk en maak je niet druk over wie de eer toekomt.

Dat zou gezond advies zijn wanneer het werk ook inderdaad gedaan zou zijn en het tijd zou zijn te ontspannen. Was dat maar zo! Er zijn nog dreigingen alom en nu is niet het moment om rustig achterover te leunen. De kracht van onze gemeenschap zit in onze toewijding aan vrijheid en samenwerking. Het gebruik van de naam GNU/Linux helpt ons en anderen aan die doelen te herinneren.

Het is mogelijk om goede vrije software te schrijven zonder het gedachtegoed van GNU; er is ook veel goed werk verricht in naam van Linux. Maar het begrip “Linux” is van begin af aan niet verbonden geweest met een filosofie van vrijheid van samenwerking. En wanneer de naam steeds vaker in het zakenleven wordt gebruikt zullen we meer moeite hebben dit te verbinden met onze gemeenschapszin.

Een grote uitdaging in de nabije toekomst komt van de neiging van “Linux”-distributeurs om niet-vrije software aan GNU/Linux toe te voegen uit naam van het gemak en bruikbaarheid. Alle grote commerciële uitgevers doen dit; geeneen levert een distributie die helemaal vrij is. De meesten geven niet eens aan welke onderdelen niet-vrij zijn. Velen ontwikkelen zelfs niet-vrije software en voegen dit aan de distributie toe. Sommigen hebben zelfs het lef te adverteren met “Linux”-systemen met een “licentie per gebruiker”, waarmee je net zoveel vrijheid krijgt als met Microsoft Windows.

Mensen proberen vaak niet-vrije software toe te voegen met het excuus dat dit de “populariteit van Linux” vergroot—waarmee populariteit dus boven vrijheid wordt gesteld. Soms geeft men dit openlijk toe. Wired Magazine schreef bijvoorbeeld dat Robert McMillan, redacteur van Linux Magazine, “ervan overtuigd was dat een overstap naar open-bron-software ingegeven zou moeten zijn door technische overwegingen en geen politieke”. En de CEO van Caldera pleitte openlijk dat gebruikers het idee van vrijheid op moeten geven in ruil voor de “populariteit van Linux”.

Het toevoegen van niet-vrije software aan GNU/Linux-systemen is misschien goed voor de populariteit wanneer we dit afmeten aan het aantal mensen dat een combinatie van GNU/Linux en niet-vrije software zal gebruiken. Tegelijkertijd word je daarmee gevraagd om niet-vrije software te accepteren als iets goeds en het idee van vrijheid maar te laten varen. Het heeft geen zin harder te rijden wanneer je daarmee niet op de weg kan blijven.

Wanneer de niet-vrije “toevoeging” een programmabibliotheek of programmeergereedschap is, wordt dit gelijk een valkuil voor vrije-software-ontwikkelaars. Wanneer ze vrije software ontwikkelen die afhankelijk is van een dergelijk pakket kan hun software geen onderdeel zijn van een vrij systeem. Motif en Qt hebben op die manier in het verleden heel veel vrije software in de val gelokt. Daardoor ontstonden problemen die jaren gekost hebben om op te lossen. Het probleem met Motif bleef bestaan totdat het niet meer gebruikt werd. De niet-vrije implementatie van Sun's Java had later hetzelfde effect: de Java-valstrik (merk op dat dit gelukkig grotendeels is opgelost).

Wanneer onze gemeenschap in die richting opschuift eindigen we met GNU/Linux nog in een mozaïek van vrije en niet-vrije componenten. Over vijf jaar zullen we ongetwijfeld nog genoeg vrije software hebben; maar als we niet uitkijken zal dit nauwelijks te gebruiken zijn zonder de niet-vrije software die gebruikers gewend zijn erbij te krijgen. Wanneer dat gebeurt zal onze strijd voor de vrijheid mislukt zijn.

Wanneer het uitbrengen van vrije alternatieven alleen een kwestie van programmeren was zouden we toekomstige problemen steeds beter op kunnen lossen door het groeiende aantal leden binnen onze gemeenschap. Maar er zijn beren op de weg: wetten die vrije software verbieden. Terwijl het aantal softwarepatenten alarmerend toeneemt en ook wetten als de DMCA worden aangenomen die worden gebruikt om te verhinderen dat er belangrijke vrije software wordt ontwikkeld voor bijvoorbeeld het bekijken van DVD's en het luisteren naar RealAudio-kanalen, zullen er uiteindelijk weinig manieren overblijven om patenten en geheime opslagformaten te bestrijden, behalve door te weigeren deze niet-vrije programma's te gebruiken.

Deze bedreigingen het hoofd bieden zal veel verschillende soorten inspanning vergen. Maar wat we vooral in de gaten moeten houden, willen we effectief weerstand blijven bieden, is ons doel om in alle vrijheid samen te kunnen werken. We kunnen hierbij niet alleen uitgaan van de wil om krachtige en betrouwbare software te maken die mensen zal motiveren tot grote inspanningen. We hebben het soort vastberadenheid nodig die mensen op kunnen brengen wanneer ze vechten voor hun vrijheid en hun gemeenschap, de vastberadenheid om jaren vol te houden en niet op te geven.

In onze gemeenschap is dat doel en die vastberadenheid vooral binnen het GNU-project te vinden. Wij zijn degenen die over vrijheid praten en gemeenschap als iets wat het waard is om voor te vechten; de organisaties die het over “Linux” hebben praten hier meestal niet over; de tijdschriften over “Linux” staan meestal vol met advertenties voor niet-vrije software; bedrijven die “Linux” distribueren voegen er niet-vrije software aan toe; ander bedrijven “ondersteunen Linux” met niet-vrije toepassingen die werken op GNU/Linux; de “Linux”-gebruikersgroepen nodigen vaak verkopers uit om dit soort toepassingen te komen presenteren. De meest waarschijnlijke plaats waar mensen uit onze gemeenschap in aanraking kunnen komen met het idee van vrijheid en vastberadenheid is in het GNU-project.

Maar wanneer mensen hiermee in aanraking komen, zullen ze zich dan aangesproken voelen?

Diegenen die weten dat ze een systeem gebruiken dat uit het GNU-project stamt zien meestal een directe relatie tussen zichzelf en GNU. Ze zullen het niet automatisch eens zijn met onze filosofie maar het zal voor hen reden genoeg zijn om er in ieder geval over na te denken. Dit in tegenstelling tot diegenen die zichzelf als “Linux-gebruikers” zien en geloven dat het GNU-project “gereedschappen ontwikkelde die Linux goed uit kwamen”, zij zullen slechts een indirecte relatie zien tussen zichzelf en GNU. Ze zouden de GNU-filosofie weleens kunnen negeren wanneer ze ermee in aanraking zouden komen.

Het GNU-project is idealistisch en dat is tegenwoordig een nadeel: de huidige mores dicteert dat idealisme “onpraktisch” is. Ons idealisme is echter extreem praktisch geweest: het is de reden dat we nu een vrij GNU/Linux-besturingssysteem hebben. Mensen die dit systeem een warm hart toedragen dienen te weten dat het ons idealisme is geweest wat dit mogelijk heeft gemaakt.

Wanneer “het werk” echt gedaan zou zijn, als er niets anders op het spel stond dan alleen nog de eer, dan zou het wellicht beter zijn om dit te laten voor wat het is. Maar we bevinden ons niet in die positie. Om mensen te kunnen inspireren en voort te laten bouwen op ons werk, moeten we de eer krijgen die we verdienen voor het werk wat in het verleden is gedaan. Help ons daarin door het besturingssysteem GNU/Linux te noemen.