Auteursplicht: pragmatisch idealisme
door Richard StallmanIedere beslissing die een individu maakt is gebaseerd op de normen van die persoon en zijn doelstelling. Mensen kunnen vele doelen en normen hebben; beroemdheid, winst, liefde, overleving, lol en vrijheid zijn een greep uit de doelen die mensen kunnen hebben. Wanneer het een principieel doel is noemen we dat idealisme.
Mijn werken aan vrije software heeft een idealistisch motief: het verspreiden van vrijheid en samenwerking. Ik wil meehelpen vrije software te verspreiden zodat dit private software, die samenwerking tegenhoudt, kan vervangen. En daardoor mijn steentje bijdragen aan de verbetering van de maatschappij.
Dat is de belangrijkste reden waarom de GNU General Public License (Algemene Openbare Licentie) in zijn huidige vorm is opgesteld—als een auteursplicht ( copyleft). Alle broncode die aan een programma onder de GPL wordt toegevoegd moet vrije software zijn, zelfs als het in een apart bestand wordt aangeleverd. Mijn code is beschikbaar voor gebruik in andere vrije software maar niet voor private software, om zo mensen over te halen hun software ook vrij te maken. Ik had zo bedacht dat, omdat makers van private software het auteursrecht gebruiken om ons te verhinderen software te delen, het een goed idee zou zijn om het auteursrecht te gebruiken om samenwerkende mensen een eigen voordeel te geven:alleen zij kunnen onze code gebruiken.
Niet iedereen die de GNU GPL gebruikt heeft hetzelfde doel. Jaren geleden werd een vriend van mij gevraagd zijn auteursplichtige programma opnieuw uit te brengen onder een niet-auteursplichtige licentie en zijn antwoord kwam hierop neer:
“Soms werk ik aan vrije software en soms aan private software—maar wanneer ik aan private software werk, verwacht ik betaald te worden.”
Hij was bereid zijn werk te delen met een gemeenschap die software deelt maar zag geen reden het zakenleven tegemoet te komen die producten maakt die onze gemeenschap niet mag gebruiken. Zijn doel verschilde van de mijne maar hij besloot dat de GPL voor hem ook nuttig was.
Als je wat wilt bereiken in deze wereld is idealisme niet voldoende—je moet een aanpak kiezen die helpt je doel te bereiken. Oftewel, je moet “pragmatisch” zijn. Is de GPL pragmatisch? Laten we eens naar de resultaten kijken.
Neem GNU C++. Waarom hebben we een vrije C++ compiler? Alleen maar omdat de GNU GPL had bepaald dat het vrij moest zijn. GNU C++ is ontwikkeld door een industrieel conglomeraat genaamd MCC die dit baseerde op de GNU C compiler. Normaliter maakt MCC zijn producten zo privaat als maar kan. Ze moesten de C++ front end echter vrij maken doordat de GNU GPL had bepaald dat dit de enige mogelijkheid was om de software uit te brengen. De C++ front end bevat een behoorlijk aantal nieuwe bestanden maar omdat deze aan GCC moesten worden gekoppeld was de GPL van toepassing. Het voordeel voor onze gemeenschap is duidelijk.
Neem GNU Objective C. Het bedrijf NeXT wilde dit front end aanvankelijk privaat maken; hun voorstel was om het uit te brengen als .o bestanden en het aan gebruikers over te laten dit te koppelen met de rest van GCC, men dacht hiermee de GPL te omzeilen. Onze advocaat beweerde echter dat hiermee de voorwaarden niet werden omzeild en dat het niet was toegestaan. En aldus werd de Objective C front end vrije software.
Bovenstaande voorbeelden dateren van jaren her maar de GNU GPL blijft ons voorzien van vrije software.
Veel GNU software bibliotheken vallen onder de “GNU Lesser General Public Licencse” (Minder Algemene Openbare Licentie), maar niet allemaal. Een bibliotheek die onder de normale GPL valt is Readline, die afhandeling van commando-regels doet. Ik kwam er een keer achter dat een niet-vrij programma dit gebruikte en vertelde de ontwikkelaar dat dit niet mocht. Hij had die commando-regel afhandeling er uit kunnen slopen maar wat hij uiteindelijk deed was het uitbrengen onder de GPL. Het is nu vrije software.
De programmeurs die verbeteringen aanbrengen op GCC (of Emacs, Bash, Linux of enig ander programma onder de GPL) zijn meestal in dienst van universiteiten of bedrijven. Wanneer de programmeur zijn verbeteringen door wil voeren in de volgende versie zou de baas wel eens kunnen zeggen: “Wacht even—die code is van ons! We willen dit niet delen; daarom hebben we besloten er een private versie van te maken”.
Op dat moment is de GNU GPL de reddende engel. De programmeur kan de chef laten zien dat deze private versie een inbreuk is op het auteursrecht en de chef realiseert zich dat hij de keuze heeft uit twee dingen: de nieuwe versie als vrije software uitbrengen of helemaal niets uitbrengen. Bijna altijd laat hij dan de programmeur zijn gang gaan en de code komt in de nieuwe versie.
De GNU GPL is geen doetje. Het verbiedt een aantal dingen die mensen soms willen doen. Er zijn gebruikers die dit niet goed vinden—dat de GPL zekere individuen die private software maken “uitsluit” die “de vrije software gemeenschap binnengehaald moeten worden”
Maar we sluiten dit soort mensen niet uit; zij besluiten geen deel uit te willen maken van onze gemeenschap. Hun besluit private software te maken is tevens een besluit om geen deel uit te maken van onze gemeenschap. Onderdeel zijn van onze gemeenschap betekent dat je samenwerkt met ons; we kunnen niemand dwingen zich bij ons aan te sluiten als ze dat niet willen.
Wat we wel kunnen doen is ze een reden geven om zich bij ons aan te sluiten. De GNU GPL is zó ontworpen dat onze bestaande software een goede reden vormt: “Wanneer je je software vrij maakt kun je deze broncode gebruiken”. Die vlieger zal niet altijd opgaan, maar soms wel.
Private software draagt niet bij aan onze gemeenschap maar de ontwikkelaars ervan vragen wel vaak om gunsten van ons. Gebruikers van vrije software kunnen het ego van een vrije software ontwikkelaar strelen—met dankbaarheid en erkenning—maar het kan nog verleidelijker zijn wanneer een bedrijf je voorstelt: “Laat ons je programma uitbrengen in een privaat pakket, dan zal het gebruikt gaan worden door nog duizenden anderen”. De verleiding kan dan groot zijn maar uiteindelijk zullen we beter af zijn wanneer we er niet aan toegeven.
De druk en verleiding kan ook sluipenderwijs komen, via vrije software organisaties die ook beleid hebben om private software tegemoet te komen. Het X Consortium (en zijn opvolger, de Open Group) kan hierbij als voorbeeld dienen: gesponsord door bedrijven die private software maken, hebben deze 10 jaar lang geprobeerd programmeurs over te halen om niet “auteursplicht” (“copyleft”) te gebruiken. Nu de Open Group X11R6.4 heeft uitgebracht onder een niet-vrije licentie , zijn wij, die deze druk hebben weerstaan, blij dat we dat gedaan hebben.
In September 1998, een aantal maanden nadat X11R6.4 was uitgebracht onder een niet-vrije licentie, draaide de Open Group deze beslissing weer terug en bracht het opnieuw uit onder dezelfde niet-auteursplichtige vrije software licentie als X11R6.3. Bedankt daarvoor, Open Group—maar dit terugdraaien draait niet tevens onze reactie terug op het feit dat dit toevoegen van beperkingen zelfs maar mogelijk was.
Om even pragmatisch te blijven, het hogere doel op de lange termijn in gedachten houden zal je sterken in je overtuiging niet toe te geven aan deze druk. Als je je concentreert op de vrijheid en gemeenschap die je aan het creëren bent wanneer je niet toegeeft dan zul je die kracht ook vinden. “Sta voor iets of je faalt voor niets”.
En wanneer de cynyci vrijheid belachelijk maken, of de gemeenschap...waneer “realisten” je vertellen dat winst het enige ideaal is…negeer ze dan gewoon en gebruik toch “auteursplicht”.
Dit artikel is opgenomen in Free Software, Free Society: The Selected Essays of Richard M. Stallman.